1.
Voor de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten alle nodige maatregelen teneinde:
a) een effectieve interne coördinatie tussen de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde autoriteiten te verzekeren;
b) te zorgen voor rechtstreekse samenwerking tussen de instanties die tot de onder a) van dit lid bedoelde coördinatie zijn gemachtigd;
c) de goede werking van de bij deze verordening ingestelde regeling voor de uitwisseling van inlichtingen te garanderen.
2. De Commissie deelt alle voor de handhaving van de accijnswetgeving vereiste inlichtingen die zij ontvangt en die zij kan verstrekken, onverwijld aan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat mee.